Een week na Vaderdag kreeg ik alsnog een cadeau van mijn elfjarige dochter. Een A3-vel met daarop de boodschap: ‘Je bent de beste papa van heeeeeel de wereld. Misschien is het een beetje laat, maar beter dan nooit. Love you papa. Love you forever.’ Slijm droop er nog net niet vanaf.

Op de achterkant stond een lijst complimentjes: ‘Jouw papagrapjes zijn supergeniaal! Je kunt goed tekenen! Je bent een gangster! Je schrijft toffe boeken!’ Ze was niet zuinig met de uitroeptekens geweest. Het complimentje dat het meest resoneerde was: ‘Je doet altijd je best voor iedereen!’

Dit gaf me een gevoel van trots. Niet alleen omdat zij dat over mij zei, maar vooral omdat ik haar blijkbaar een gevoel van trots heb kunnen geven. Daarnaast was ik vooral trots op haar, omdat ik het knap vind dat ze complimentjes kan geven (ik vind dat zelf best moeilijk). Zo kwamen meerdere vormen van trots samen.

Trots, het is moeilijk uit te leggen. Het is een gevoel waarbij je van binnen groeit. Het is een gevoel van voldoening. Maar pas op: hoogmoed en arrogantie liggen altijd op de loer. Natuurlijk mag je trots zijn op jezelf, maar niet té trots, want dan krijg je eigendunk.

Ik denk dat ik het daarom moeilijk vind om trots op mezelf te zijn. Ik heb een hekel aan mensen die naast hun schoenen lopen, dus probeer ik dit zelf altijd te voorkomen. Ik vind het makkelijker om trots te zijn op anderen. En dan vooral mijn kinderen. Eigenlijk vind ik niets lekkerder dan het gevoel dat alleen zij mij kunnen geven.

Ik ben al snel trots hoor. Als mijn zoon van dertien in de keuken een bende maakt, omdat hij een ei staat te bakken: ik voel me trots. Als mijn dochter met een brede glimlach op een paard zit: ik voel me trots. En als die dochter me een vel papier overhandigt vol complimentjes: dan voel ik het helemaal. Trots is mooi als je het doorgeeft aan een ander. Misschien is dat wel de mooiste vorm van trots: die waarin je jezelf een beetje vergeet.