Prent van de week
Ui op zijn Tilburg is een jèùn en dan hebben we het doorgaans over de groente, natuurlijke smaakmaker sinds mensenheugenis. De jèùn kwam recent in deze rubriek nog ter sprake als ingrediënt van Slaoj-meej-aaj-meej-jèùn-meej-èèrpel; het slaatje zal zeker weer gretig in de snackbeluste Tilburgse magen verdwijnen tijdens het aanstaande carnaval.
Maar de juin, zoals Cees Robben het schrijft op deze Prent van 14 januari 1977, is van een andere orde. Met deze juin wordt een grappenmaker bedoeld, of in minder positieve zin, een apart iemand. Iemand die een jolige opmerking maakte was jèùnig. En het gevolg van veel jèùne eten is jèùne, stinkscheten laten. Dan is er nog de betekenis van geil, maar we concentreren ons hier op jèùn als lollig.
Frappant
Het is interessant dat Cees Robben een juing persoon in verband brengt met carnaval. Met andere woorden: je moet enige aanleg hebben om je tijdens carnaval te laten gaan – in de positieve zin des woords. Dus, geen uitspattingen, wat mensen die de carnavalswaarden niet kennen nogal eens willen denken. Het is frappant hoe strikte regelgeving vanaf het begin van het openbaar carnaval in Tilburg van betekenis is geweest. Je kunt stellen dat voor dit feest waarbij de mensen zich het meest los voelen, zonder plichtplegingen en sociale drempels, strakke regels gelden. Een carnavaller weet van nature: carnaval is plezier maken en je aan regels houden.
Een mooi voorbeeld was de eerste officiële ontvangst van de Prins (Joep I heerste van 1968 tot 1971) door de burgemeester. Dat was toen Cees Becht, bijgenaamd ‘De Sloper’, notabene geboren in Bergen op Zoom, waar de viering van Vastenavond al generaties op een fantastische manier wordt gevierd. Het zich houden aan regels had er niet in de laatste plaats mee te maken om de twijfelende overheid te overtuigen dat de Tilburgers wel degelijk carnaval konden vieren. Wat ze tot op de dag van vandaag glansrijk laten zien. Het is niet voor niets dat het carnaval in Kruikenstad zo’n groot succes is.
Huiver
Maar toen in 1968 de eerste officiële ontvangst plaatsvond, stelde de burgemeester als eis dat de Prins en zijn Raad ‘mentaal en maatschappelijk overwicht moesten hebben om de carnavalsviering in de juiste banen te leiden’. Die eerste officiële ontvangst was nog een beetje besmuikt, echt nog passend in de huiver die de notabelen – let op, we spreken over een totaal andere tijd dan nu – voor de carnavalsbekwaamheid der Tilburgers hadden. Die ontvangst was aan de achterkant van het Paleis-Raadhuis, bij de entree van het huidige stadshuis. Dus niet op het bordes van het in 1971 gesloopte stadhuis.
Dat gebeurde onder het burgemeesterschap van Cees Becht, die het mede hier aan te danken had dat hij ‘De Sloper’ werd genoemd. Noteer dat dit stadhuis een rijksmonument was en dat zowat heel Tilburg zich er enorm aan ergerde dat het werd gesloopt. Ze vonden het ‘schaand’.Tja, dat waren van die dingen. We weten helaas niet of het jaar daarop deze cultuurhistorische ramp in de optocht is uitgebeeld. In 1965, dus drie jaar voor de eerste officiële ontvangst, maakte Tilburg kennis met de eerste openbare carnavalstocht. Is dat tegenwoordig het absolute hoogtepunt van carnaval in Kruikenstad, die eerste keer was wennen.
Scheve ogen
Het Tilburgse publiek stond volgens ooggetuigen even braaf langs de kant te kijken als tijdens de Heilig Hartstoet. Wie het waagde te hossen of een mooie groep of wagen een waarderend applaus gaf, werd met scheve ogen aangekeken. De meeste Tilburgers waren beslist niet in een juinige bui. Maar, die eerste optocht op 28 februari 1965 (dit jaar 60 jaar geleden, weliswaar geen jubileum volgens de regelen van het carnaval), was wel degelijk een groot succes. Er waren ffkes 70.000 belangstellenden. De genoemde Heilig Hartstoet werd niet voor niets ter vergelijking aangeroepen omdat deze dan wel zeer serieus en plechtig van inhoud was, maar het was wel een stoet en daarmee passend in de Zuid-Nederlandse stoetencultuur.
Die eerste openbare optocht was tevens een voorbeeld van een bijna revolutionaire cultuuromslag die zich aan het voltrekken was. In 1921 werd bij de Heuvelsekerk het Heilig Hartmonument onthuld. Ter gelegenheid daarvan werd voor de eerste keer een Heilig Hartstoet georganiseerd. Deze trok in 1966 voor de laatste keer door de stad, terwijl een jaar eerder de eerste carnavalsoptocht werd gehouden. Nóg zo’n sterk voorbeeld. In 1965 zag Tilburg voor het laatst de Driekoningenintocht aan zich voorbijtrekken.
Culturele revolutie
Zonder dat de Tilburgers dat toen beseften waren ze in het midden van de jaren ’60 onderdeel van een soort culturele revolutie. Het een ging, het andere kwam en carnaval beklijfde. Hoe dat wonder zich kon voltrekken, daar komen we in deze rubriek nog een keer op terug.