Column Marcel Groenewegen
Ik heb een nieuwe auto. Mijn oude bolide heb ik ingeruild. Ik moet zeggen dat het me toch altijd wat doet als zo’n wagen – waar je een hoop in hebt meegemaakt – uit je leven verdwijnt.
Mijn allereerste auto kreeg ik zo’n 25 jaar geleden. Mijn broertje en ik woonden destijds samen in een studentenhuis en toen mijn vader een nieuwe auto ging kopen, mochten wij zijn oude Peugeot hebben. Het was een 5-deurs, bordeauxrode 306.
Mijn broertje en ik deelden onze auto. De wereld lag aan onze voeten. Dag trein. Voortaan reden we overal zelf naartoe, met name naar de meest onmogelijke uithoeken. Zo hadden we op een keer bedacht om naar een feest in België te gaan. Het was in ’the middle of nowhere’. Het idee was dat we daar in de auto zouden blijven slapen, maar toen het feest tegenviel en we geen zin meer hadden om nog langer te blijven, vetrokken we midden in de nacht.
Ik weet nog dat mijn broertje reed en op een gegeven moment vloekte. De benzine was op. Vergeten te tanken. Gelukkig kwam er al snel een tankstation in zicht, maar eenmaal dichterbij bleek deze gesloten te zijn. Tegen beter weten in reden we verder. Niet veel later stonden we aan de kant van de weg in de berm.
Het was in een tijd dat er nog ANWB-praatpalen bestonden. Ik stak mijn hoofd in zo’n ding en er kwam iemand aan de lijn. Al snel bleek dat ik geen ANWB-lid was en dus kreeg ik geen hulp. Wat nu? We stonden vlakbij een afslag. Mijn broertje en ik besloten te gaan lopen en wonderbaarlijk genoeg kwam de weg uit bij een tankstation. Hier konden we wel tanken, maar we hadden niets om de benzine in te doen. Op goed geluk zochten we in de bosjes bij het tankstation naar een jerrycan en ik begrijp nog steeds niet hoe het mogelijk was, maar we vonden ook een jerrycan. Dolgelukkig reden we in onze trouwe wagen terug naar Tilburg. De volgende dag ben ik meteen lid geworden van de ANWB.