‘Sorry seems to be the hardest word,’ zong Elton John ooit. Misschien zijn er mensen die sorry helemaal geen lastig woord vinden, maar ik heb soms best moeite met het te zeggen. Hoe groter de fout, hoe zwaarder het wordt. En ook: hoe langer je wacht, hoe hoger de drempel.

Zo’n twintig jaar geleden gebeurde er iets. Ik was een jaar of vijfentwintig en net afgestudeerd. Met mijn broertje en een paar vrienden woonde ik in een huis aan de Ringbaan-Noord. Jarenlang was het zoete inval. Onze woning fungeerde als een soort clubhuis. Te pas en te onpas stonden er vrienden op de stoep die vervolgens de hele middag en avond op onze bank zaten te chillen, te gamen, te blowen en films keken.

Er was een vriend die bijna dagelijks langskwam. We begonnen ons behoorlijk aan hem te irriteren. Hij was niet vervelend, maar hij voelde niet aan wanneer het tijd was om naar huis te gaan. Toch was er niemand die er iets van zei. Totdat een huisgenoot van ons rare verhalen over hem begon te vertellen. De huisgenoot was met hem op vakantie geweest en daar had de huisvriend zich uitermate kloterig gedragen. Ik weet niet eens meer wat de verhalen waren, maar het was voor ons genoeg om de huisvriend de deur te wijzen. Hij hoefde zich niet meer te laten zien. En dat deed hij.

Jaren later bleek dat de huisgenoot een leugenaar was. We kwamen erachter dat hij over veel dingen uit het verleden niet eerlijk was geweest. Langzaam kwam bij mij de realisatie dat hij waarschijnlijk ook had gelogen over onze huisvriend. Ik had spijt van de manier waarop we onze huisvriend hadden behandeld.

‘Zo’n typisch kenmerk van spijt is dat het steeds te laat komt en nooit op tijd,’ rapte Extince ooit. Voor sorry is het echter nooit te laat. Na twintig jaar besloot ik de huisvriend een appje te sturen met excuses. Hij reageerde meteen. Hij vond de excuses niet nodig, wel nobel en aardig. Hij appte dat hij het achter zich had gelaten en er sterker uit was gekomen. Het deed me goed dat te horen.