'Protonotarius Apostolicus'

Door Paul Spapens

‘Nie vloeken”, waarschuwt Krelis Swaans als schrijver dezes deze Latijnse woorden zonder zijn tong te breken probeert uit te spreken – zich daarbij baserend op de kennis opgedaan als misdienaar. Een ‘Protonotarius Apostolicus’ is de hoogste erefunctie die door de paus wordt verleend aan een zeer verdienstelijke priester. De eretitel staat, aangetast door de tijd en daardoor nauwelijks leesbaar, op de graftombe van Bernard Eras. Het graf wordt gewezen door Krelis Swaans die alle overledenen op het fraaie kerkhof van ’t Gurke tot leven probeert te brengen door hun levensverhaal op te tekenen.

Bernard Eras was een telg van de familie die oprichter en eigenaar was van wat jarenlang de grootste wollenstoffenfabriek Tilburg was. In de Tilburgse situatie wil dat wat zeggen. De fabriek werd opgericht in 1854. De eerste bedrijfsgebouwen stonden op de hoek van wat nu de Goirkestraat en de Van Hoogendorpstraat heet. De in 1876 geboren Bernardus Eras werd priester, een van de vele geestelijken die de Tilburgse fabrikantenstand heeft voortgebracht.

Bernard Eras heeft het als geestelijke veel verder geschopt dan ’t kapelaantje dat op deze Prent van Cees Robben van 20 mei 1977. Als geestelijk adviseur is hij op bezoek bij een lid van de Geitenfokvereniging. In die tijd, in 1977, gold dat al lang niet meer, maar tot vóór de Tweede Wereldoorlog was een ‘goej geit’ (zoals ze dat in Goirle zeggen) van belang in menig Tilburgs huishouden vanwege de melk. Een geit werd dan ook de ‘koe van de armen’ genoemd.

Geheim Kamerheer

Bernard Eras heeft het ongetwijfeld ver kunnen schoppen omdat hij van rijke komaf was, maar hij was ook intelligent. In Rome is hij in kerkelijk recht gepromoveerd. In 1912 kreeg hij de hoge erefunctie van Geheim Kamerheer van de paus. Hiervoor werden doorgaans politici en rijke filantropen uitverkoren. Voor een geestelijke was de benoeming tot kamerheer vaak een laatste trede op de ladder vóór benoeming tot kardinaal. Dát is Bernard Eras nooit geworden, maar voor de Tilburger stond hij nóg hoger in de Vaticaanse rangorde. De Tilburgers gaven hem de bijnaam ‘Paus Eras’ – iemand een bijnaam geven was ook zo typisch als wat in Tilburg. Karel de Beer (ook een telg uit een Tilburgs textielfabrikantengeslacht) heeft over dat fenomeen een dik boek samengesteld.

Ondanks zijn hoge positie en jarenlange verblijf in de Eeuwige stad heeft Bernard Eras altijd innige contacten met zijn geboortestad onderhouden. Hij voelde zich thuis in het ‘Rome van Nederland’. Een voorbeeld van zijn verbondenheid met zijn vaderstad was zijn huldiging in 1926 in de Goirkesekerk ter gelegenheid van zijn zilveren priesterfeest. De super plechtige mis werd bijgewoond door tal van prelaten, waaronder Theodorus van Roosmalen, toen bisschop van Suriname. In die hoedanigheid is hij van grote betekenis geweest voor de zaligverklaring van Peerke Donders.

Muskens

In plaats van aan een kerk, besteedde Bernard Eras zijn familiegeld aan de bouw van het Nederlands Bisschoppelijk College in Rome. Deze schitterende villa kwam gereed in 1931. Er werden Nederlandse priesterstudenten in ondergebracht. Bisschop Tiny Muskens was zestien jaar rector van dit Collegio Olandese. Hij noemde de villa de ‘laatste Tilburgse fabrikantenvilla’ en daar was geen woord aan overdreven. Het interieur ademde een en al Brabant – én Tilburg. In de villa hingen onder meer olieverfschilderijen van de ouders van Bernard Eras. Nadat hij in 1952 overleed heeft de familie veel van diens Tilburgse bezittingen in de villa achtergelaten. Schrijver dezes en ons vrouw hebben al die Tilburg-realia met eigen ogen en watertandend mogen aanschouwen toen de villa aan de Via Ercola Rosa in 1994 de eindbestemming was van een fietsreis, volgend een gezegde uit zijn jeugd:

Witte gij de weg naar Rome?

Ja!?

Dan hèdde veel witkalk nodig

.

In die tijd was Rud Smit de rector. Na hem was Jan Heeffer de laatste rector. Het was notabene een Tilburger die in 2007 het licht uitdeed van de onder bezielende leiding van Bernard Eras gebouwde villa. Jan Heeffer, zoon van een textielarbeider, promoveerde in 1993 tot doctor in de theologie. Nadien is de ‘laatste Tilburgse fabrikantenvilla’ prachtig opgeknapt en ter beschikking gesteld van het bisdom Rome. Een van de hulpbisschoppen woont er met een aantal priesters en er zijn bezinningsdagen.

Maar, hoe staat het met al die Brabantse en Tilburgse spullen? Wordt het niet eens tijd om met een vrachtauto die kant op te gaan en het allemaal terug te brengen naar de geboortestad van de Protonotarius Apostolicus?