Voor ’t gemak hebben we ’t ffkes uitgekend (eerlijk gezegd op de pc): 50.000 gulden is 22.689,00 euro. Toen Leo Pessers bouwpastoor werd van de kerk Heilige Maria Boodschap in Goirle maakte zijn pa dat financieel mogelijk door hem 50.000 gulden toe te stoppen. Vader Pessers was schathemeltje rijk. Hij was de directeur van de wollenstoffen- en wollendekenfabriek Pessers van Zuylen. Om zich te onderscheiden van de andere Pessers-industriëlen hier ter stede voegde grondlegger Hendrik Pessers in 1872 de naam van zijn echtgenote toe aan de firmanaam. De Pessers die de 50.000 gulden aan zijn zoon schonk was Bernard, bijgenaamd de ‘Gouden Bult’. Hij had een vergroeide rug en hij had veel geld. Nou, dat wist men in Tilburg wel kernachtig samen te vatten.
Door Paul Spapens
Diens zoon Leo zag in 1907 het levenslicht. In 1931 werd hij priester gewijd en was achtereenvolgens kapelaan in Erp en Uden. In 1939 werd hij aangesteld tot bouwpastoor van de Maria Boodschap-kerk. Dat is die juweel-van-een-kerk rechts van de weg als je vanuit Tilburg buurdorp Goirle binnenrijdt. Na een ontzettend lange aanloop worden in dit rijksmonument een kleine twintig appartementen gerealiseerd. De kerk werd in 1940 in gebruik genomen en in 2010 aan de eredienst onttrokken.
Pastoor Leo Pessers was toen al achttien jaar gehemeld. Gelukkig maar, want het bouwpastoorschap was wel het hoogst bereikbare voor een pastoor en om dan zoiets mee te moeten maken als het sluiten van een kerk als godshuis of erger nog – de afbraak - mee te maken, dat was echt heel erg. En dat kwam voor in de jaren ’60 en ‘70. Of Leo Pessers tot bouwpastoor werd benoemd omdat hij rijke ouders had die de kerkenbouw financieel mee konden ondersteunen, dat weten we niet, maar het valt niet uit te sluiten. Toch zeker in Tilburg, de stad die in de tijd van het Rijke Roomsche Leven naast roemrijke wollen producten nóg een exportproduct had, namelijk bouwpastoors. Het had dus zomaar gekund dat Dreeke op deze Prent van 1 mei 1970 die kant op was gegaan.
De afgelopen weken hebben we in deze Prent-rubriek een aantal opmerkelijke Tilburg-souvenirs in den vreemde voor het voetlicht gebracht, van arbeidershuisjes tot een fabrikantenvilla en een boerenschuur. In dit rijtje passen in zekere zin ook de scheppingen van Tilburgse zonen die bouwpastoor werden. Vrijwel iedere Tilburgse fabrikantenfamilie had een of meer zonen die door de financiële inbreng bouwpastoor werden. Die vind je in nogal wat plaatsen in Brabant, onder wie onder anderen bouwpastoor Herman de Beer van de Maria Reginakerk in Boxtel.
Esbeek
Het interessantst zijn de voorbeelden dichtbij huis omdat je deze kerken gemakkelijk kunt gaan bekijken, er eens een Tilburgse blik op werpen. De Maria Boodschap in Goirle is al besproken. De huidige kerk van Esbeek, overigens in hergebruik als een schitterende basisschool, werd in 1936/1937 gebouwd op initiatief van pastoor Franciscus Houben. Hij was een gefortuneerde telg uit de familie van Caspar Houben die in 1851 langs de Leij een textielververij begon, zich ontwikkelde tot een vooraanstaand Tilburger en naar wie zelfs een straat is genoemd. Een interessant feitje: hij schonk de grond waarop de trappisten in 1881 hun abdij stichtten.
Als tegenhanger van al die rijke Tilburgse bouwpastoors stellen we Franciscus Boelaars voor. Ofschoon zijn vader volgens het Regionaal Archief Tilburg een koopman was, had hun zoon Frans weinig, of in ieder geval veel minder, te makken. Toen Esbeek in 1899 haar eerste kerk kreeg, wilden die van de Biest ook een eigen kerk. Frans Boelaars maakte die droom als bouwpastoor waar. De eerste steen werd gelegd in 1913. De inmiddels aan de eredienst onttrokken kerk kreeg Antonius van Padua als patroonheilige, een voorwaarde van een schatrijke Rotterdamse effectenmakelaar die de kerk mee financierde.
Heilige Cornelius
Behalve een Tilburgse bouwpastoor hadden de parochies van Esbeek en Biesthoutakker nog een overeenkomst: toen die kerken er eenmaal stonden moesten ze wel worden onderhouden. In beide parochies werden daarom bedevaarten geëntameerd, in de Biest ter ere van Antonius van Padua, in Esbeek van de H. Cornelius. Die laatste bedevaart is door Tilburgse pelgrims grootgemaakt. Ze kwamen per tram, offerden hun zuurverdiende centen en ze zongen ‘O Heilige Cornelius…’
