’Van der Heijden Schoenen’: zo werd de schoenfabriek in Oisterwijk ook wel genoemd. Of in die tijd in het Engels ’The Heijd Shoe’. Dit artikel is geschreven door Karin van den Heuvel en Sjoerd Willems, respectievelijk schoondochter en kleinzoon van Gerarda Willems-van der Heijden. Samen deden zij onderzoek naar het ontstaan van de schoenfabriek, de bijnaam ’De Tuit’ en de oorsprong van deze schoenfabriek in Oisterwijk, aangevuld met de kennis uit de Heemkundekring De Kleine Meijerij in de persoon van Anton van Dorp.
In december 1874 startte Gerardus Adrianus Arnoldus van der Heijden een leerbewerkings-werkplaats achter zijn huis aan de Pastoor van Beugenstraat 36-34 (destijds Kerkeind A238). Hij was geboren op 16 september 1847 in Sint Oedenrode en verhuisde op jonge leeftijd naar Oisterwijk. Hij had al ervaring opgedaan in de textiel- en leerindustrie waardoor deze werkplaats een logische stap was. Deze leerwerkplaats was dus de eerste stap naar de later ontstane schoenfabriek ’De Hollandse Jongens’.
Op 5 september 1889 kocht hij de grond met opstallen tussen het spoor en de Pastoor van Beugenstraat van Johannes van de Wiel houtzager te Oisterwijk voor ƒ 2000,00. Van der Heijden betaalde zelf ƒ 500,00. Voor ƒ 800,00 kreeg hij een hypothecaire lening van Dina Alida Holleman en de resterende ƒ 700,00 werden gefinancierd met een rentedragende geldlening met jaarlijkse aflossing voorgeschoten door Dirk Bloemen, makelaar te Amsterdam. Dina Holleman was een dochter van verffabrikant Wouter Holleman en de echtgenote van Dirk Bloemen. Haar broer Frits, eveneens verffabrikant, was de bouwer van villa De Huifkar. Bloemen is te relateren aan pension Bloemen op de Lind.
11 kinderen
Gerardus trouwde in 1871 met Petronella van de Wiel in Oisterwijk en ze kregen samen 11 kinderen waarvan er slechts 5 de volwassen leeftijd haalden. Drie jongens; Jan, Albert en Adrianus (Janus) en twee meisjes; Jans en Cor. In die tijd namen alleen de jongens de zaken van vader over dus kwamen Jan, Albert en Janus in de fabriek te werken. Na het overlijden van hun vader Gerardus namen zij in 1909 de zaak over, maar de eerste notaties in het ‘Handelsregister van de K.v.K en Fabrieken’, dateren pas van 1921. Albert werd slechts 41 jaar dus runden Jan en Janus de fabriek verder. Albert liet 1 zoon en 2 dochters na. Zijn zoon Bert (Albertus) stierf ook jong en zijn zussen Nelly en Doortje traden in het klooster bij de zusters Franciscanessen als zusters Tharcilla en Leonia en hebben tot hun dood op Catharinenberg gewoond.
Jan overleed in 1939, slechts 1 dochter achterlatend die toen 19 jaar was (Gerarda van der Heijden) en dus ook niet in de zaak kwam. Daarom bleef Janus als enige erfgenaam de fabriek runnen. Zijn kinderen; Kees, Gerard, Joop, Lies en Ria hebben de fabriek tot het faillissement in 1974 gerund, dus precies 100 jaar na de eerste oprichting. De mannen als eigenaar, Ria op kantoor en Lies in de huishouding.
Oprichter Gerardus van der Heijden, alias ‘De Tuit’
Gerardus van der Heijden, de oprichter van de schoenfabriek, werd ook wel ‘De Tuit’ genoemd. Zijn bijnaam dankt hij aan het werk in de textiel dat hij al op jonge leeftijd deed: “Hij moest als jonge knaap in Sint-Oedenrode in de thuiswerksituatie voor Helmondse textielfabrieken ’tuitjes’ opwinden. Die tuitjes zijn de taps toelopende garenspoelen, zoals wij die in de schoenstikkerij ook tegenkwamen bij het gebruiken van zwaardere garens” (informatie van mr. C.G.A. van der Heijden 7 september 2003).
Gerardus kwam op jonge leeftijd van Sint-Oedenrode naar Oisterwijk, aan zijn herkomst en jeugdjaren kleeft een interessant verhaal dat niet helemaal compleet is. Het is ook de bakermat van deze tak Van der Heijdens in Oisterwijk.
Kort na de geboorte van Gerardus overlijdt zijn moeder Catharina van der Heijden op 15 oktober 1847, Gerardus is dan net een maand oud. Zijn vader is onbekend en hij krijgt dus de familienaam van zijn moeder. Zijn geboorte wordt aangegeven door de vroedvrouw Johanna Gertruda Meijer. Catharina wordt bij de aangifte genoemd als ongehuwd en van beroep spinster. Catharina was op 7 november 1815 te Beek en Donk geboren als dochter van de Schijndelse Gerardus Christianus van der Heijden en Johanna Maria Peter Simons uit Sint-Oedenrode. Deze opa van Gerardus, waaraan hij ook zijn naam dankt, overleed op 2 februari 1826 in Lieshout en woonde in Rixtel, niet ver van de Helmondse textielfabrieken.
Op 13 mei 1854 vertrekt Helena (zus van Catharina en ook ongehuwd moeder) met haar 21-jarige zoon (dan smids-leerling) en 11-jarige dochter (dan schoolleerling) van het Kerkeind 210 in Oisterwijk naar Haaren. In dit gezin bevindt zich ook de 6-jarige Gerardus van der Heijden, het neefje van Helena. Op 10 augustus 1854 komen ze echter alweer terug naar Oisterwijk en vestigt Helena zich aan het Lindeind 168. Christianus vertrekt later naar Tilburg en trouwt in Goirle met Maria Elisabeth van Hees. Hij is dan hoefsmid.
Helena trouwt met Joes Mutsaers in Oisterwijk, waar de broer van Joes op dat moment woont, en gaan daarna in omgeving Nieuw-Lekkerland wonen waar Joes daarvoor al woonde en ze in 1842 nog een dochter krijgen. In 1848 overlijdt Joes in Oisterwijk wat doet vermoeden dat ze dan al terug zijn. Waarschijnlijk is ook Gerardus dan al opgenomen in het gezin. Het is onduidelijk waar Helena dan met haar gezin naartoe gaat maar mogelijk keert ze dan tijdelijk terug naar St. Oedenrode en doet Gerard daar zijn bijnaam op. Voor 13 mei 1854 zijn ze in ieder geval terug naar Oisterwijk gekomen want dan vertrekt het gezin vanuit daar naar Haaren. Op 10 augustus 1854 komen zij weer terug naar Oisterwijk op Lindeind 168 waar Gerardus tot het overlijden van zijn tante blijft wonen. Daarna gaat hij met zijn vrouw Petronella van de Wiel aan het Lindeind 202 wonen, later aan het Kerkeind A212 (later A238).
Opvallend is dat er kort na het overlijden van Joes, op 11 augustus 1848, een vermoedelijke zus van hem, Johanna Adrianus Mutsaers, terugkomt naar Tilburg vanuit Nieuw-Lekkerland met een Christiaan Mutsaers die in 1841 in Nieuw-Lekkerland geboren zou zijn en een Adriana Mutsaers van 1830 uit Rotterdam.
Afkomst van de naam Van der Heijden
Tot circa 1600 zijn de voorouders van Gerardus van der Heijden in Sint Oedenrode terug te vinden. Hij dankt zijn achternaam aan de Rooise of Schijndelse heide die tussen Schijndel en Sint-Oedenrode lag. Zijn voorouders in de 17e eeuw waren afkomstig ‘van de heide’. Ze bezaten grond bij ‘den Berch’ en de Dommel onder Olland ‘ter plaetse aende heij’. Voorvader Lambert Wouter Lamberts (zonder Van der Heijden) trouwt op 1 maart 1611 met Margaretha Peter Jacob Goijaert van der Heijden. Waarschijnlijk is de naam hier dus via de vrouwelijke lijn in de familie gekomen, haar vader Peter Jacob Goijaerts van der Heijden is de oudst teruggevonden Van der Heijden. Hij zal rond 1560 geboren zijn.
Levensloop en beëindiging van de schoenfabriek
Gerardus woonde in directiewoning van de schoenfabriek G. van der Heijden, ofwel ’De Hollandse Jongens’, destijds in wijk A, Kerkeind nr. A238. Later was dit adres aan de Pastoor van Beugenstraat 34-36.
Hieronder een kort overzicht van Pastoor van Beugenstraat 34:
- 1916 Bouwen schoenfabriek
- 1920 Bouwen van een pakhuis
- 1922 uitbreiden van de motorkamer
- 1924 uitbreiden van de schoenfabriek
- 1934 bouwen van een transformatorhuisje
- 1946 veranderen en uitbreiden van de schoenfabriek
- 1950 veranderen kantoren
- 1952 veranderen magazijnen
- 1953 veranderen sheddaken
- 1954 uitbreiden schoenfabriek
- 1967 vernieuwen kantoorruimten
In de jaren ‘60 ging het een stuk beter en werd er weer genoeg verdiend. In 1972 werd nog een lege NV (CBM de Pont) aangekocht om er een eigen BV van te maken met nieuwe statuten. Doch in 1974 moest het faillissement aangevraagd worden en in 1975 volgde een openbare verkoop van de inboedel. De fabriek maakte jongens- en herenschoenen en in de jaren ’50 werden ook twee grote orders binnengehaald van de Ministeries van oorlog en marine voor legerschoenen, in 1955 aan de firma G. v.d. Heyden voor een bedrag van ƒ 371.892 en in 1958 aan “De Hollandse Jongens” bruine veldschoenen voor een bedrag van ƒ 398.200,00.
In de Nieuwe Tilburgse Courant van 25 februari 1937 lezen we: “De leerlingen van de afdeling Machinale Schoenmakerij van de Rijksvakschool alhier maakten op woensdag 24 februari een excursie naar Oisterwijk waar behalve de schoenfabriek van G. van der Heijden De NV Koninklijke Lederfabrieken Oisterwijk werden bezocht.”
Dit artikel is eerder in een uitgebreidere versie te lezen geweest in het Vlugschrift van de Kleine Meijerij, jaargang 2021 nr.2.
